Deze publicatie maakt gebruik van cookies

ONTDEK & BELEEF

NATUUR BIJ
100 KILOMETER 
PER UUR

Snelweg en natuur lijken elkaars tegenpolen. Toch is er vanaf het asfalt verrassend veel natuur te beleven, op de kruispunten tussen dierenland en mensenland. Op roadtrip langs de Nederlandse snelwegnatuur.

25%

50%

75%

IN DIT ARTIKEL:

Janmaat is historicus, stadsecoloog en natuurgids die mensen meeneemt naar natuur op onverwachte plekken.

Achter elkaar dienen de vogelsoorten zich aan: bergeend, slobeend, rietgors, Canadese gans, kievit, een ijsvogel.

Rond de snelweg laat de natuur zien hoe veerkrachtig ze is. Als we haar ruimte gunnen, komt het meteen terug.

Op de achtergrond razen auto’s over de A1 bij Muiden. Op de voorgrond: een kudde waterbuffels. Bedachtzaam herkauwend staren ze naar ons, zoals wij naar hen staren. De grazers moeten voorkomen dat Waterlandtak-West dichtgroeit, een groengebied dat het Naardermeer verbindt met het waterland boven Amsterdam. De strook geldt als ‘compensatienatuur’ voor de verbreding van de A1 en de A6. ‘Daar meer asfalt, hier meer natuur’, grijnst Joost Janmaat. ‘Zo staan we weer quitte.’

Janmaat is historicus, stadsecoloog, auteur van een boek over de natuur van Amsterdam-Noord, en natuurgids die groepen meeneemt naar natuur op onverwachte plekken. Hij ziet de Nederlandse snelwegen als een langgerekt natuurgebied, met eigen fauna en flora. ‘Voor veel soorten is de snelweg een dodelijke barrière, maar andere gedijen er juist. Vossen slapen in de groenstroken achter de geluidsschermen. Slangen en hagedissen warmen zich op aan de zonzijde van taluds. Roeken nestelen in de hoge populieren langs de weg.’

 

hij ziet de snelwegen als een langgerekt natuurgebied

SNELWEGSAFARI
Langs de snelweg worden bovendien gebieden speciaal voor de natuur ingericht, zoals hier bij Waterlandtak-West. Een ijsvogel vliegt schel roepend heen en weer, verbaasd dat hier mensen lopen. We noteren krooneend, kuifeend, broedende knobbelzwanen, een dode mol. Als Janmaat hem met een stokje omdraait, kruipen doodgravers – aaskevers met oranje vlekken – snel weg.

Het punt is gemaakt, maar Janmaat heeft nog een finale in petto. Hij wijst naar een eilandje met bomen die geknakt met hun kruin in het water liggen. ‘Die zijn omgeknaagd door bevers. Bevers! Niet slecht toch, voor compensatienatuur onder de rook van Amsterdam?’

De bevers bewijzen dat de groene verbindingszone werkt. Want over de weg kunnen ze niet zijn gekomen. Pakweg acht rijbanen met meer dan twintig rijstroken vormen een niet te nemen hindernis. Ze moeten de ecoduiker hebben gebruikt: een donkere buis half in het water. Op een smalle looprichel in de buis staat een wildcamera. Iemand monitort hier blijkbaar het dierverkeer. We overwegen onszelf te portretteren om de onderzoeker aan het lachen te maken, maar we moeten door. Onze snelwegsafari is pas net begonnen.

ONTSNIPPERING
‘Ooit waren bevers dé inrichters van ons landschap’, zegt Janmaat in de auto. ‘Met hun dammen verlegden ze de loop van rivieren. Hele bossen verdronken. Tegenwoordig is Rijkswaterstaat bepalender. De dienst legde duizenden kilometers asfalt, viaducten en waterwegen aan. Daarbij zijn natuurgebieden erg versnipperd geraakt. Sinds de jaren negentig is daarom ‘ontsnippering’ het toverwoord: natuurgebieden verbinden, zodat dieren van het ene naar het andere leefgebied kunnen reizen.’ Waar de menselijke en dierlijke infrastructuur elkaar raken, tref je daarom ecoducten, ecoduikers, faunatunnels, boombruggen, vistrappen en amfibiegoten aan. Of FUP’s: Fauna-Uittreed-Plaatsen, waar dieren uit het water kunnen klimmen. Hop-overs: een overspanning boven de weg waar vleermuizen zich op oriënteren zodat ze op veilige hoogte oversteken.

Iets onder Hilversum gaan we faunatunnels bekijken. Door het bos komen we uit bij een soort metrotunnel die tussen de gele brem in het talud van de A27 steekt. Zand op de bodem, op de wanden van glad beton graffiti – blijkbaar gebruiken mensen de onderdoorgang ook. Aan de andere kant vinden we een veel kleinere buis, bedoeld voor dieren zoals konijnen, wezels en egels. Hekken moeten ze naar de opening leiden. Op mijn knieën tuur ik erin, heel in de verte zie ik licht aan het einde van de faunatunnel. ‘Zou jij erin durven als je een konijn was?’, peinst Janmaat. We vinden vossenpoep. ‘Misschien hangt die vos hier wel rond om te zien of er iets lekkers uit de tunnel komt.’

TIPS VOOR DE ACHTERBANK

Spot de Big Five van de snelweg

5

4

3

2

1

01

BUIZERD op paaltjes langs de weg, wachtend op roadkill. 

GLIPPENDE KLAUWEN

Voedsel lokt meer soorten naar de snelweg. Woelmuizen eten kruiden en grassen in de berm en trekken op hun beurt torenvalken en kerkuilen aan. Buizerds wachten tot het asfalt een gratis maaltijd roadkill serveert. Natuurlijk moeten die vogels wel oppassen dat ze zelf geen roadkill worden. Met name jonge kerkuilen worden wel eens door langsrazend verkeer van de hectometerpaaltjes gezogen. Rijkswaterstaat zet daarom op sommige trajecten alternatieve ‘uilenpalen’ neer, op veilige afstand van de weg, en monteert een horizontale, draaiende rol op de hectometerpalen. Uilen kunnen daar niet lekker op landen.

De volgende halte is natuurgebied de Schammer. Het ligt ingeklemd tussen de A28 bij Amersfoort en een foodcourt waar McDonald’s, KFC en Starbucks andere hongerige weggebruikers verleiden: de automobilisten. Tussen rietland en water, op natte moerasgrond, vindt Janmaat de gevlekte rietorchis, een vrij zeldzame orchidee. Achter elkaar dienen de vogelsoorten zich aan: bergeend, slobeend, rietgors, Canadese gans, kievit, weer een ijsvogel. Het geronk van het verkeer is steeds te horen. ‘Wist je dat groene kikkers extra hard kwaken en sprinkhanen op hogere toon tsjirpen langs de snelweg?’, zegt Janmaat. ‘Zo komen ze boven het lawaai van de auto’s uit.’


De klaverbladen bij knooppunt Beekbergen.

PAUZEPOEPJE
We vervolgen onze weg over de A28 tussen Harderwijk en Nunspeet. Op de kleinere wegen verschijnen wildroosters. Dit is de Veluwe, het grootste bosgebied van Nederland, hier begint het echte werk. ‘Edelherten houden zich graag op in het bos langs de snelweg. Door de herrie komen daar minder mensen met hun honden.’

We lopen een eindje het ecoduct Hulshorst op: een stuk bos dat boven de weg zweeft, waar het wild kan oversteken. Een bord verbiedt ons verder te gaan, alleen dieren mogen er voorbij. Het is klaarlichte dag, natuurlijk laten ze zich niet zien, maar Janmaat wijst het ene na het andere spoor aan. Kuiltjes waar dassen naar voedsel hebben gegraven, keutels van edelhert en haas. ‘Voordat ze het ecoduct oversteken, doen ze vaak een pauzepoepje. Daar heeft een edelhert bast gegeten, hier met zijn gewei een boom gemarkeerd.’ Het ecoduct wordt dus druk gebruikt. Teruglopend proberen we ons voor te stellen hoe een edelhert of zwijn zijn weg hier zou vervolgen. We stuiten direct op fietspaden, een camping, hekken. ‘Daar kunnen ze nog wel overheen springen’, schat Janmaat in. In de schors van een beuk hebben Jason en Alice hun namen gekrast. Dierenland gaat over in mensenland.

Weer op de weg naderen we Janmaats favoriete snelwegarchitectuur: een klaverblad. Ten oosten van Apeldoorn vlechten de A50 en de A1 zich in elkaar. Een kermisattractie van verkeersstromen, met in elke lus van de vier ‘bladen’ een waterplas. ‘Dat zijn typische snelwegnatuurgebiedjes, gevoed door het water dat van de weg stroomt. Een soort eilandjes in een zee van asfalt. Er kunnen geen mensen of roofdieren komen, dus klaverbladen zijn een paradijs voor vogels.’
 


rond de snelweg laat de natuur zien hoe veerkrachtig ze is

KREUKELZONE
Via de A1 rijden we terug naar huis. Janmaat blijft links en rechts natuur aanwijzen, zoals de brede middenberm bij Kootwijk, die oogt als een zandverstuiving. ‘Hier zijn dennen weggehaald, om bijzondere korstmossen een kans te geven. Het zand is ook perfect voor graafbijen en graafwespen.’

Op een parkeerplaats strekken we even onze benen. Vrachtwagens denderen voorbij. Overal ligt rommel, ondanks een bordje ‘Geen afval in de groenstrook!’. Ook hier zijn dieren: rattenvallen staan onheilspellend langs het hek. Rode bosmieren volgen een geurspoor naar hun nest – over verkeersstromen gesproken. We houden onze hand vlak boven de mierenhoop en voelen het mierenzuur spetteren. Hoe verklaart Janmaat zijn voorliefde voor natuur op dit soort ongebruikelijke plekken? ‘Rond de snelweg laat de natuur zien hoe veerkrachtig ze is. Als we haar maar een klein beetje ruimte gunnen, komt het meteen terug. Dat vind ik mooi, troostrijk zelfs. We hebben de natuur door de eeuwen heen gigantisch weggeduwd. Wij leven hier, de planten en dieren daar, dat is nog steeds de gedachte achter faunatunnels en ecoducten. Onze uitdaging voor de toekomst in ons kleine, volle land is dat mens en natuur veel meer door elkaar heen gaan leven.’




Mieren volgen een geurspoor naar  hun nest – over verkeersstromen gesproken

We lopen nog even langs de bomen, op zoek naar kuifmezen. Door een hek, daarachter een bordje met ‘kwetsbare natuur’. Wie verder gaat, krijgt een boete. Wij hier, de natuur daar. We horen geen kuifmeesjes, wel vink en tjiftjaf. Extra hard, om boven het snelweglawaai uit te komen? Wie weet. Maar we kunnen ons wel voorstellen wat ze zingen: ‘Wij zijn hier nog! Wij zijn hier nog!’

Tekst: Paul Q de Vries Fotografie: Jeffrey van Houten

Volgend artikel

De Inca's, de Egyptenaren, de oude Romeinen en al die andere ooit zo machtige volkeren: hun beschavingen bestaan niet meer, maar de overblijfselen ervan nog wel. En die zijn behoorlijk indrukwekkend.

ONTDEK & BELEEF

NATUUR BIJ
100 KILOMETER 
PER UUR

Snelweg en natuur lijken elkaars tegenpolen. Toch is er vanaf het asfalt verrassend veel natuur te beleven, op de kruispunten tussen dierenland en mensenland. Op roadtrip langs de Nederlandse snelwegnatuur.

Mieren volgen een geurspoor naar  hun nest – over verkeersstromen gesproken

rond de snelweg laat de natuur zien hoe veerkrachtig ze is

hij ziet de snelwegen als een langgerekt natuurgebied

Janmaat is historicus, stadsecoloog en natuurgids die mensen meeneemt naar natuur op onverwachte plekken.

Achter elkaar dienen de vogelsoorten zich aan: bergeend, slobeend, rietgors, Canadese gans, kievit, een ijsvogel.

Rond de snelweg laat de natuur zien hoe veerkrachtig ze is. Als we haar ruimte gunnen, komt het meteen terug.

IN DIT ARTIKEL:

Op de achtergrond razen auto’s over de A1 bij Muiden. Op de voorgrond: een kudde waterbuffels. Bedachtzaam herkauwend staren ze naar ons, zoals wij naar hen staren. De grazers moeten voorkomen dat Waterlandtak-West dichtgroeit, een groengebied dat het Naardermeer verbindt met het waterland boven Amsterdam. De strook geldt als ‘compensatienatuur’ voor de verbreding van de A1 en de A6. ‘Daar meer asfalt, hier meer natuur’, grijnst Joost Janmaat. ‘Zo staan we weer quitte.’

Janmaat is historicus, stadsecoloog, auteur van een boek over de natuur van Amsterdam-Noord, en natuurgids die groepen meeneemt naar natuur op onverwachte plekken. Hij ziet de Nederlandse snelwegen als een langgerekt natuurgebied, met eigen fauna en flora. ‘Voor veel soorten is de snelweg een dodelijke barrière, maar andere gedijen er juist. Vossen slapen in de groenstroken achter de geluidsschermen. Slangen en hagedissen warmen zich op aan de zonzijde van taluds. Roeken nestelen in de hoge populieren langs de weg.’

 

SNELWEGSAFARI
Langs de snelweg worden bovendien gebieden speciaal voor de natuur ingericht, zoals hier bij Waterlandtak-West. Een ijsvogel vliegt schel roepend heen en weer, verbaasd dat hier mensen lopen. We noteren krooneend, kuifeend, broedende knobbelzwanen, een dode mol. Als Janmaat hem met een stokje omdraait, kruipen doodgravers – aaskevers met oranje vlekken – snel weg.

Het punt is gemaakt, maar Janmaat heeft nog een finale in petto. Hij wijst naar een eilandje met bomen die geknakt met hun kruin in het water liggen. ‘Die zijn omgeknaagd door bevers. Bevers! Niet slecht toch, voor compensatienatuur onder de rook van Amsterdam?’

De bevers bewijzen dat de groene verbindingszone werkt. Want over de weg kunnen ze niet zijn gekomen. Pakweg acht rijbanen met meer dan twintig rijstroken vormen een niet te nemen hindernis. Ze moeten de ecoduiker hebben gebruikt: een donkere buis half in het water. Op een smalle looprichel in de buis staat een wildcamera. Iemand monitort hier blijkbaar het dierverkeer. We overwegen onszelf te portretteren om de onderzoeker aan het lachen te maken, maar we moeten door. Onze snelwegsafari is pas net begonnen.

ONTSNIPPERING
‘Ooit waren bevers dé inrichters van ons landschap’, zegt Janmaat in de auto. ‘Met hun dammen verlegden ze de loop van rivieren. Hele bossen verdronken. Tegenwoordig is Rijkswaterstaat bepalender. De dienst legde duizenden kilometers asfalt, viaducten en waterwegen aan. Daarbij zijn natuurgebieden erg versnipperd geraakt. Sinds de jaren negentig is daarom ‘ontsnippering’ het toverwoord: natuurgebieden verbinden, zodat dieren van het ene naar het andere leefgebied kunnen reizen.’ Waar de menselijke en dierlijke infrastructuur elkaar raken, tref je daarom ecoducten, ecoduikers, faunatunnels, boombruggen, vistrappen en amfibiegoten aan. Of FUP’s: Fauna-Uittreed-Plaatsen, waar dieren uit het water kunnen klimmen. Hop-overs: een overspanning boven de weg waar vleermuizen zich op oriënteren zodat ze op veilige hoogte oversteken.

Iets onder Hilversum gaan we faunatunnels bekijken. Door het bos komen we uit bij een soort metrotunnel die tussen de gele brem in het talud van de A27 steekt. Zand op de bodem, op de wanden van glad beton graffiti – blijkbaar gebruiken mensen de onderdoorgang ook. Aan de andere kant vinden we een veel kleinere buis, bedoeld voor dieren zoals konijnen, wezels en egels. Hekken moeten ze naar de opening leiden. Op mijn knieën tuur ik erin, heel in de verte zie ik licht aan het einde van de faunatunnel. ‘Zou jij erin durven als je een konijn was?’, peinst Janmaat. We vinden vossenpoep. ‘Misschien hangt die vos hier wel rond om te zien of er iets lekkers uit de tunnel komt.’

TIPS VOOR DE ACHTERBANK

GLIPPENDE KLAUWEN

Voedsel lokt meer soorten naar de snelweg. Woelmuizen eten kruiden en grassen in de berm en trekken op hun beurt torenvalken en kerkuilen aan. Buizerds wachten tot het asfalt een gratis maaltijd roadkill serveert. Natuurlijk moeten die vogels wel oppassen dat ze zelf geen roadkill worden. Met name jonge kerkuilen worden wel eens door langsrazend verkeer van de hectometerpaaltjes gezogen. Rijkswaterstaat zet daarom op sommige trajecten alternatieve ‘uilenpalen’ neer, op veilige afstand van de weg, en monteert een horizontale, draaiende rol op de hectometerpalen. Uilen kunnen daar niet lekker op landen.

De volgende halte is natuurgebied de Schammer. Het ligt ingeklemd tussen de A28 bij Amersfoort en een foodcourt waar McDonald’s, KFC en Starbucks andere hongerige weggebruikers verleiden: de automobilisten. Tussen rietland en water, op natte moerasgrond, vindt Janmaat de gevlekte rietorchis, een vrij zeldzame orchidee. Achter elkaar dienen de vogelsoorten zich aan: bergeend, slobeend, rietgors, Canadese gans, kievit, weer een ijsvogel. Het geronk van het verkeer is steeds te horen. ‘Wist je dat groene kikkers extra hard kwaken en sprinkhanen op hogere toon tsjirpen langs de snelweg?’, zegt Janmaat. ‘Zo komen ze boven het lawaai van de auto’s uit.’


De klaverbladen bij knooppunt Beekbergen.

PAUZEPOEPJE
We vervolgen onze weg over de A28 tussen Harderwijk en Nunspeet. Op de kleinere wegen verschijnen wildroosters. Dit is de Veluwe, het grootste bosgebied van Nederland, hier begint het echte werk. ‘Edelherten houden zich graag op in het bos langs de snelweg. Door de herrie komen daar minder mensen met hun honden.’

We lopen een eindje het ecoduct Hulshorst op: een stuk bos dat boven de weg zweeft, waar het wild kan oversteken. Een bord verbiedt ons verder te gaan, alleen dieren mogen er voorbij. Het is klaarlichte dag, natuurlijk laten ze zich niet zien, maar Janmaat wijst het ene na het andere spoor aan. Kuiltjes waar dassen naar voedsel hebben gegraven, keutels van edelhert en haas. ‘Voordat ze het ecoduct oversteken, doen ze vaak een pauzepoepje. Daar heeft een edelhert bast gegeten, hier met zijn gewei een boom gemarkeerd.’ Het ecoduct wordt dus druk gebruikt. Teruglopend proberen we ons voor te stellen hoe een edelhert of zwijn zijn weg hier zou vervolgen. We stuiten direct op fietspaden, een camping, hekken. ‘Daar kunnen ze nog wel overheen springen’, schat Janmaat in. In de schors van een beuk hebben Jason en Alice hun namen gekrast. Dierenland gaat over in mensenland.

Weer op de weg naderen we Janmaats favoriete snelwegarchitectuur: een klaverblad. Ten oosten van Apeldoorn vlechten de A50 en de A1 zich in elkaar. Een kermisattractie van verkeersstromen, met in elke lus van de vier ‘bladen’ een waterplas. ‘Dat zijn typische snelwegnatuurgebiedjes, gevoed door het water dat van de weg stroomt. Een soort eilandjes in een zee van asfalt. Er kunnen geen mensen of roofdieren komen, dus klaverbladen zijn een paradijs voor vogels.’
 


KREUKELZONE
Via de A1 rijden we terug naar huis. Janmaat blijft links en rechts natuur aanwijzen, zoals de brede middenberm bij Kootwijk, die oogt als een zandverstuiving. ‘Hier zijn dennen weggehaald, om bijzondere korstmossen een kans te geven. Het zand is ook perfect voor graafbijen en graafwespen.’

Op een parkeerplaats strekken we even onze benen. Vrachtwagens denderen voorbij. Overal ligt rommel, ondanks een bordje ‘Geen afval in de groenstrook!’. Ook hier zijn dieren: rattenvallen staan onheilspellend langs het hek. Rode bosmieren volgen een geurspoor naar hun nest – over verkeersstromen gesproken. We houden onze hand vlak boven de mierenhoop en voelen het mierenzuur spetteren. Hoe verklaart Janmaat zijn voorliefde voor natuur op dit soort ongebruikelijke plekken? ‘Rond de snelweg laat de natuur zien hoe veerkrachtig ze is. Als we haar maar een klein beetje ruimte gunnen, komt het meteen terug. Dat vind ik mooi, troostrijk zelfs. We hebben de natuur door de eeuwen heen gigantisch weggeduwd. Wij leven hier, de planten en dieren daar, dat is nog steeds de gedachte achter faunatunnels en ecoducten. Onze uitdaging voor de toekomst in ons kleine, volle land is dat mens en natuur veel meer door elkaar heen gaan leven.’




We lopen nog even langs de bomen, op zoek naar kuifmezen. Door een hek, daarachter een bordje met ‘kwetsbare natuur’. Wie verder gaat, krijgt een boete. Wij hier, de natuur daar. We horen geen kuifmeesjes, wel vink en tjiftjaf. Extra hard, om boven het snelweglawaai uit te komen? Wie weet. Maar we kunnen ons wel voorstellen wat ze zingen: ‘Wij zijn hier nog! Wij zijn hier nog!’

Tekst: Paul Q de Vries Fotografie: Jeffrey van Houten

Volgend artikel

De Inca's, de Egyptenaren, de oude Romeinen en al die andere ooit zo machtige volkeren: hun beschavingen bestaan niet meer, maar de overblijfselen ervan nog wel. En die zijn behoorlijk indrukwekkend.

Kampioen digitaal

ANWB Kampioen helpt jou en Nederland sinds 1885 zorgeloos en met plezier op weg. Geniet van de mooiste reizen, beste verhalen en handigste tips. Waar en wanneer jij dat wilt. En profiteer van unieke leden-aanbiedingen en scherpe seizoensdeals.
Volledig scherm